De toenemende technologische ontwikkelingen hebben geleid tot een stijging van kunstmatige intelligentie (AI). AI heeft veel toepassingen gevonden, met name in de onderwijswereld. Echter, veel mensen vragen zich af of de implementatie van AI een negatief effect kan hebben op de emotionele intelligentie van studenten te middelbare scholen, met name op diegenen die nog niet genoeg ervaring hebben met deze technologie.
Een van de belangrijkste gevolgen van een toename van AI op middelbare scholen is een verminderde motivatie om verbindingsvaardigheden te ontwikkelen. Vroeger was het heel normaal dat studenten face-to-face communicatie als primaire manier van communiceren en interacterens gebruikten. Door AI krijgen studenten minder de mogelijkheid om hun verbindingsvaardigheden te verbeteren. AI is niet in staat om hetzelfde niveau van diepgaande interactie en empathie te bieden die een mens tussen personen kan creëren.
Het gebruik van AI kan ook leiden tot een verminderd motivatieniveau bij middelbare schoollingen. AI biedt veel meer gemak dan andere manieren om een taak te voltooien. Dit betekent dat studenten minder geneigd zijn om te werken aan hun vermogen om problemen op te lossen, oplossingen te bereiken of met andere mensen samen te werken om hun werk te voltooien. Door dit verminderde motivatieniveau kunnen studenten hun emotionele intelligentie niet volledig ontplooien.
Bovendien kan AI de verhouding tussen mensen en computers veranderen. HIerdoor worden studenten gedwongen om te werken met machines in plaats van met mensen. Studenten kunnen hier al snel ongemakkelijk van worden, waardoor ze moeite krijgen om hun emotionele intelligentie te ontwikkelen. In plaats van dat studenten leren omgaan met andere mensen, leren ze in feite om beter om te gaan met machines.
Het is duidelijk dat de implementatie van AI tot een vermindering van de emotionele intelligentie van leerlingen op de middelbare scholen kan leiden. Deze effecten kunnen worden vermeden door AI alleen te gebruiken als het absoluut noodzakelijk is en door studenten te helpen bij het ontwikkelen van verbindingsvaardigheden en het verhogen van hun motivatie om samen te werken.